Retrotopia

Retrotopia

Anne Jonker

13 juni 2024

Afgelopen november waren de nationale verkiezingen; een nationale (her)oriëntatie wat betreft de ideologisch te bevaren koers. Voor veel van ons was de bestemming helder: ‘een land waar de Nederlander weer wordt gekoesterd’. Sterker nog, het land moet ‘terugveroverd’ worden, en liever vandaag dan morgen. Van wie het heroverd moest worden werd vrij expliciet benoemd, maar wát er veroverd moest worden bleef veelal onbestemd. En toch leek het idee van imaginair landjepik te resoneren bij een meerderheid. Blijkbaar was de herinnering aan het land dat hen gekoesterd had bij velen alom bekend –een herinnering die appelleerde aan een gevoel van het ware thuis, een verleden ingegeven door onderdrukte weemoed en geschetst langs de contouren van nostalgie.

Retrotopia
Some time ago (2023)

 

Hoewel haar Griekse naam anders doet vermoeden, is nostalgie een relatief jong begrip. De term, in 1688 geïntroduceerd door Zwitserse arts Johannes Hofer als alternatief voor het begrip heimwee, is een samenvoeging van de Griekse termen Nostos (terugkeer/thuis) en algos (pijn/lijden/verlangen).[1] Hofer trachtte daarmee een wetenschappelijke benaming te geven aan het extreme, pathologische verlangen naar huis (‘Heimwehe’) waar destijds met name huurlingen, dienstboden en reizigers door geteisterd werden. Gedurende de eeuwen die daarop volgden benadrukte de definitie van nostalgie steeds vaker haar temporale, in plaats van ruimtelijke aard. Zo pleitte cultuurcriticus en schrijver Svetlana Boym voor een begrip van nostalgie als zijnde een symptoom van de moderne tijd – het heden als epoche van terugkeer, een ‘historische emotie’.[2] Waar heimwee zich specifieker richt op een verlangen naar een thuis (‘Heim’) is het gevoel van nostalgie genesteld in een verlangen naar een vervlogen tijd, in een emotionele relatie met onze geheugen en verbeelding. Als zodanig valt nostalgie te beschouwen als sentiment dat het midden houdt tussen verlies en ontheemding en een romance met de eigen fantasie.[3] Vertaald naar filmisch beeld zou ze uitgedrukt worden in ‘dubbele belichting, of een overlapping van twee beelden - van thuis en ‘elders’, van vroeger en nu, van droom en realiteit. Op het moment dat we proberen te limiteren tot één enkel beeld, breekt het kader of verbrandt het oppervlak.’[4]

Het verleden waarop nostalgie zinspeelt is losgezongen van tijd en ruimte –het is een verlangen naar een elders gecomponeerd uit zowel retro- als prospectieve noten. Onze fantasie over het verleden, gevormd door ervaringen en behoeften in het heden, hebben zo een directe invloed op de constructie van de toekomst. In tegenstelling tot melancholie, die zich voornamelijk manifesteert in het individuele bewustzijn, heeft nostalgie betrekking op de verhouding tussen de individuele biografie en de biografie van groepen en samenlevingen; tussen persoonlijke en collectieve herinneringen. De nostalgische moet continu laveren tussen het individuele en gezamenlijke, het rationele en het emotionele, tussen het traditionele en het progressieve. Zo rebelleert de nostalgische tegen het moderne begrip der tijd en voelt zij zich ‘verstikt binnen de conventionele grenzen van tijd en ruimte’.[5] Nostalgie is derhalve een selectief proces van simultaan herinneren én vergeten, een herinnering die vergeet, zo je wil.

Nostalgie is slechts één van de verschijningsvormen van het verlangen naar een imaginair elders -een verlangen inherent aan de menselijke aard.[6] Deze diepgewortelde genegenheid voor alternatieve levens en tijden zou voortkomen uit het besef dat menselijke keuzes niet voorbestemd zijn en dat zowel de wereld die we bewonen als hoe we haar bewonen slechts één van de vele mogelijke realiteiten is. Het verlangen naar een geïdealiseerd elders ontstaat derhalve uit meer dan slechts een gebrek; vaak is het verlangen onbestemd, is het de verte zelf die we verlangen. Volgens filosoof Joke Hermsen doet deze ‘vertepijn’ fantaseren over daar ‘waar het nabijer schijnt’.[7] In die gevallen zou je zowel nostalgie als vertepijn misschien wel kunnen zien als imaginaire afasie; een intuïtief verlangen waarvan we niet in staat zijn het te verwoorden. Voor veel van ons is de drang naar elders inherent aan ons zijnswezen; onze geest is sedentair én nomadisch. We zijn volgens Hermsen derhalve ‘huismussen vanwege onze hang naar geborgenheid, zwervers omdat in onze verbeelding altijd weer een ‘elders’ opdoemt. We zijn nog het beste te typeren als die ambivalentie zelf, met ons talent voor paradoxen en dubbelzinnigheden, want we verlangen naar vastigheid én naar beweging, naar stilstand én naar ontwikkeling’.[8] De onbestemdheid van nostalgie is deel van haar aantrekkingskracht, maar maakt hetgeen waarnaar we verlangen ook bij uitstek ongrijpbaar. Rosa Luxemburg verwoorde het als gevoel dat het leven doorlopend krijgertje met je speelt: ‘het komt me voor dat het niet daar is waar ik ben, maar ergens ver weg’.[9] Noem het de ‘fomo’ avant la lettre –een fantoompijn van verloren kansen en ongeleefde levens. Het doet denken aan wat Walter Benjamin beschreef als de aura van een kunstwerk, doelend op de aanhoudende ervaring van een verte, hoe nabij men ook komt.[10]

Veel werd er al geschreven over de menselijke neiging in tijden van grote onzekerheid of snelle verandering terug te grijpen op een nostalgische interpretatie van het verleden; een neiging die populistische discoursen al eeuwenlang welbekend en welgevallig is. Socioloog Zygmund Bauman introduceerde het concept Retrotopia als symbool voor deze hang naar geborgenheid in het bekende en vertrouwde. Hij trachtte zo het samenvallen van nostalgie en toekomstvisie te beschrijven dat hij kenmerkend achtte voor de moderne samenleving. Waar traditionele utopieën vooruitkijken, streeft de retrotopie naar het terughalen of opnieuw tot leven brengen van elementen uit het verleden als reactie op de onzekerheden en onveiligheden van het heden. Waar utopieën zich doorgaans vormen rondom de einder, is de retrotopie gemodelleerd naar een verleden –zij het vaak een onbestemd, kunstmatig verleden of ‘elders’. 

Het gevaar van dit utopisch element schuilt in de neiging het daadwerkelijke huis met het denkbeeldige te verwarren, de creatie van vakkundig gecureerd fantoomthuis waartoe slechts een selecte groep gelukkigen de sleutel bezit. Of het huis van de herinnering daadwerkelijk gevrijwaard was van de verdorvenheid van het heden is voor de nostalgische bezijden de waarheid; feiten spreken immers niet voor zichzelf, dat doen anderen voor hen. [11] Het is een veelvoudig gehoorde kritiek: in plaats van de uitdagingen en complexiteiten van de moderne maatschappij aan te gaan, verliezen deze retrotopisten zich in het verlangen naar een vervlogen tijd, op zoek naar een toevlucht in een geromantiseerd elders –naar de beschutting der herkenbaarheid en voorspelbaarheid.[12]

Die projectie van het fictieve verleden is veelal misleidend. Wie goed kijkt ziet: toen stond het huis evengoed in brand.

Dat wil zeggen: het geheugen en verantwoordelijkheid zijn elkaar geregeld vreemd, of weten op zijn minst feilloos langs elkaar heen te bewegen in de herinnering. Volgens Boym laat nostalgie zich daardoor bij uitstek lenen voor een ‘schuldvrije thuiskomst’[13], een toevlucht in geïdealiseerd verleden, een vervlogen tijd gevrijwaard van schuld en verantwoordelijkheid voor heden en toekomst. De ironie wil dan ook dat de populistische retrotopist zich bij uitstek keert tegen hen die het gevoel van vertepijn en heimwee maar al te goed herkennen; zij die het huis moesten verlaten onder dwang, van wie de herinneringen aan thuis liggen opgeslagen tussen de stoffige overblijfselen van het land dat hén ooit koesterde. Ontheemd niet door imaginair, maar daadwerkelijk landjepik –aangespoelde kadavers van hoop en verdronken fotoboeken. Zullen we het nog eens over fomo hebben? 

In dat opzicht bevindt de hedendaagse retrotopist zich in een paradox: waar de universaliteit van het verlangen kan dienen als grote gemene deler, verliezen we op het moment dat we dat verlangen trachten te vervullen met een specifieke vorm van verbondenheid op basis van (nationale) identiteit en gemeenschap geregeld juist onze verbinding met, en ons begrip voor de Ander. ‘Algia is wat we delen, maar Nostos is wat ons verdeelt’.[14] Hedendaagse vertepijn, ontsproten aan een valse voorstelling van het verleden, schetst zo de omlijning van een toekomst waaruit de Ander zoveel mogelijk geweerd moet worden.

En toch, ligt er in dat fictieve, het denkbeeldige van het verlangen óók een mogelijkheid tot een positieve verandering van de toekomst –tot verbinding. Precies dat handelingsperspectief van het verlangen, het algia, maakt dat nostalgie vertaald kan worden naar verbetering en vernieuwing. Nostalgie als de lente. 

Het is zoeken naar de gulden middenweg: het verlangen naar elders, wanneer volledig onbeteugeld, neigt naar escapisme; volledig beteugeld verlangen neigt naar onverschilligheid. Daartussenin ligt dan misschien de interpretatie van nostalgie als een (h)erkenning van onmacht –een erkenning dat behoud van het goede óók verandering behelst. Anders gezegd: ‘als we willen dat alles blijft zoals het is, moet alles veranderen’.[15]Hoewel de nadruk steeds meer op collectieve nostalgie is komen te liggen, is het misschien juist het individuele gevoel van verlangen dat ons verbindt. Het erkennen van het weliswaar gedeelde, doch individuele gevoel van verlangen naar een elders zou dan juist verzusterend kunnen werken –hoe hard populistische retoriek ons ook anders tracht te doen geloven. Het verleden is, tenslotte, een ‘land waaruit we allemaal zijn geëmigreerd’.[16] Misschien is de belofte van een Retrotopia dan zo slecht nog niet. 
 

[1] Davis, A. (2016). Coming Home Again: Johannes Hofer, Edmund Spenser, and Premodern Nostalgia. Australian and New Zealand Association of Medieval and Early Modern Studies (Inc.), Vol. 33(2): 17-38.

[2] Boym, S. (2007). Nostalgia and Its Discontents. The Hedgehog Review, 9(2): 7-18. 

[3] Ibid.

[4] Boym (2007), p. 1.

[5] Boym (2007), p. 2.

[6] Bauman, Z. (2017). Retrotopia. Introduction: The Age of Nostalgia. Polity Press. 

[7] Hermsen, J.J. (2023). Onder een andere hemel. Amsterdam: Prometheus. p. 35.

[8] Hermsen, (2023), p.42.

[9] Rosa Luxemburg – brief naar Kautsky in 1904 –geciteerd door Hermsen, p. 35

[10] Benjamin, W. (1955). The Work of Art in the Age of Mechanical Reproduction.

[11] E.H. Carr (1961), What is History? Londen: MacMillan.

[12] Zygmund Bauman (2017), Retrotopia. 

[13] Boym (2007), p. 3.

[14] Boym, (2007), p. 3.

[15] Uitspraak uit de film ‘Il Gattopardo’ (1963). 

[16] Salman Rushdie, Imaginary Homelands, Essays and Criticism (1981-91).

Over de kunstenares

Catelijne Boele wordt op een intuïtief niveau geleid door een sensibiliteit die zoekt naar een materiële vertaling van het onvertaalbare; dromen, herinneringen en verbeeldingskracht vloeien door haar kunstenaarspraktijk. In haar schilderproces navigeert zij door gevoelens zoals nostalgie en melancholie en laat deze een alternatieve, zichtbare vorm aannemen. De inspiratie van haar werk komt meestal voort uit persoonlijke en zintuiglijke ervaringen, maar is verweven met fantasierijke verhalen die zich ontwikkelen in hun eigen, droomachtige landschappen. Deze zijn deels geïnspireerd door natuurlijke omgevingen uit haar herinneringen, maar getransformeerd en ontwikkeld onder invloed van mystieke verhaallijnen. Zodoende functioneren de atmosferische plekken die zij schildert tevens als metaforische containers. Deze houden persoonlijke symboliek, herinneringen en verhalen veilig, wat de verschijnselen uit haar schilderijen vrijlaat om eindeloos rond te dwalen door hun mysterieuze omgeving.

Catelijne Boele is werkzaam als beeldend kunstenaar in Den Haag en maakt deel uit van de kunstenaars community See Lab in Scheveningen. 

Some time ago (2023), 35,5 x 53 cm, Acrylverf op hout 

Bekijk haar website